1. Deze verordening is van toepassing op:
(a) het aanbieden van elektronische-communicatiediensten aan eindgebruikers in de Unie, ongeacht of een betaling door de eindgebruiker is vereist;
(b) het gebruik van deze diensten;
(c) de bescherming van informatie met betrekking tot de eindapparatuur van eindgebruikers die zich in de Unie bevinden.
2. Indien de aanbieder van een elektronische-communicatiedienst niet in de Unie is gevestigd, wijst hij schriftelijk een vertegenwoordiger in de Unie aan.
3. De vertegenwoordiger is gevestigd in een van de lidstaten waar de eindgebruikers van deze elektronische-communicatiediensten zijn gevestigd.
4. De vertegenwoordiger heeft de bevoegdheid om in aanvulling op of in de plaats van de dienstverrichter die hij vertegenwoordigt, met name ten aanzien van toezichthoudende autoriteiten en eindgebruikers, met het oog op de naleving van deze verordening vragen te beantwoorden en informatie te verstrekken over alle aangelegenheden in verband met de verwerking van elektronische-communicatiegegevens.
5. De aanwijzing van een vertegenwoordiger in de zin van lid 2 doet niet af aan de mogelijkheid om rechtsvorderingen in te stellen tegen een natuurlijke of rechtspersoon die elektronische-communicatiegegevens verwerkt in verband met het aanbieden van elektronische-communicatiediensten van buiten de Unie aan eindgebruikers in de Unie.